Amerikaanse vogelkers, Foto: Jan den Ouden

Amerikaanse vogelkers

De Amerikaanse vogelkers kwam in de 17e eeuw vanuit Amerika mee naar Nederland als sierboom. Maar de boom plant zich zo succesvol voort dat hij ook wel bospest wordt genoemd. Al decennia proberen terreinbeheerders de vogelkers te bestrijden, maar dat blijkt niet eenvoudig. Bij de bestrijding in bossen krijgt de ecosysteemaanpak, of systeemgericht beheer steeds meer aandacht. Het functioneren van het ecosysteem en het realiseren van de beheerdoelen staan hierbij centraal en niet de aanwezigheid van de exoot.

Hoe herken ik Amerikaanse vogelkers?

Twee vogelkersen in Europa

In Europa komen twee vogelkersen voor, de Europese vogelkers (Prunus padus) en de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). De Amerikaanse vogelkers is een middelgrote tot grote boom met een doorgaande stam. Op rijke groeiplaatsen kan hij tot een hoogte van 30-38 m uitgroeien. Op zandgronden, waar hij in Nederland het meest voorkomt, wordt hij zelden hoger dan 25 m met een stamdiameter tot 70 cm. Wanneer de boom onder het kronendak van andere boomsoorten opgroeit, blijft hij kleiner en verliest zijn spilvorm. Vaak wordt de boom hier in struikvorm aangetroffen als resultaat van eerdere pogingen tot bestrijden door afzetten.

Aanwezigheid van de Amerikaanse vogelkers in 1965 en na en halve eeuw bestrijden in 2018 (Bron NDFF)
Aanwezigheid van de Amerikaanse vogelkers in 1965 en na en halve eeuw bestrijden in 2018 (Bron NDFF)

Bladeren, bloemen en vruchten

De Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende boomsoort met enkelvoudige bladeren in een spiraal rond de takken. De bladeren zijn langgerekt, 5 tot 12 cm lang en 2,5 tot 5 cm breed, met een fijn gezaagde bladrand. De gladde bovenzijde van het blad is blinkend donkergroen. In de herfst kleurt het blad geel, soms groen-paars. De witte bloemtrossen verschijnen van mei tot juni, na de bladeren, en bevatten 20 tot 60 bloemen. Na bestuiving door insecten ontstaan uit een deel van de bloemen 4 tot 8 mm grote kersen. Deze kleuren eerst groen, dan rood tot donkerpaars en uiteindelijk zwart, wanneer ze rond eind augustus rijp zijn. De kersen zijn eetbaar.

Twijgen, takken en stam

De roodbruine twijgen zijn slank, rond en glad met kleine, lichtbruine knoppen. Vogelkers is goed herkenbaar aan de grijze streepjes, de zogenoemde lenticellen, dwars op de groeirichting van de twijg en door de sterke amandelgeur die vrijkomt na krabben aan de twijgen of kneuzen van het blad. Jonge stammen en takken hebben een dunne gladde roodbruine schors die later splijt in opvallende schubben met gedraaide randen. Bosbomen hebben een takvrije, vaak iets slingerende stam en slanke takken met hangende uiteinden.

Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten

Bekijk hier de video (ROEG!TV, 15 min) over aanpak Amerikaanse vogelkers in het bosgebied rond Norg, Drenthe.

Herkomst – Waar komt Amerikaanse vogelkers vandaan?

Amerikaanse vogelkers komt van nature voor in Noord-Amerika en is in Nederland en België vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw als vulhout in de bossen aangeplant. Van de inheemse kersensoorten op het Amerikaanse continent is het verspreidingsgebied van ‘black cherry’ (Prunus serotina var. serotina) het grootst. De boom is algemeen in de oostelijke helft van Noord-Amerika. De meest noordelijke vindplaats is de omgeving van de grote meren en in Quebeck (Canada). Richting het westen komt de soort voor tot halverwege het continent en naar het zuiden tot in Guatemala. In het zuidoosten komen nog drie andere variëteiten voor: de Prunus serotina var. eximia, de Prunus serotina var. Rufula en de Prunus serotina var. virens. In Europa is vooralsnog alleen de aanwezigheid van de Prunus serotina var. serotina vastgesteld.

Verspreidingsgebied van de Amerikaanse vogelkers op het Amerikaanse continent (Bron Vanhellemont 2009)
Verspreidingsgebied van de Amerikaanse vogelkers op het Amerikaanse continent (Bron Vanhellemont 2009)

Amerikaanse vogelkers komt in Noord-Amerika vooral voor in bossen, maar maakt van nature maar een klein deel uit van de boomsoortensamenstelling. Het aandeel stijgt sterk na grootschalige kap. Verder komt de soort veel voor in bosranden, houtkanten en het is één van de eerste houtige gewassen die verlaten landbouwgrond of onbeheerde open vegetaties inneemt, een echte pioniersoort dus.

Risico's - Wat zijn de problemen?

Dichtgroeien van open vegetaties

Amerikaanse vogelkers is een late, lichtbehoevende pionierboomsoort. Anders dan bij grove den en berk waarvan de wind het zaad massaal over grote afstanden verspreidt zijn het hier dieren die zaden verspreiden. Voor vestiging van Amerikaanse vogelkers is veel licht nodig. Vestiging van vogelekers vindt dan ook voornamelijk plaats in de buurt van rustplaatsen van vogels in omgevingen waar veel licht aanwezig is: nabij roestbomen op de heide, in houtwallen, in bosranden en in open (lichte) bossen. In houtwallen, bosranden en open bossen ontstaat een struiklaag gedomineerd door Amerikaanse vogelkers. Deze dominantie wordt versterkt bij hoge wilddruk doordat berk en lijsterbes eerder gegeten wordt. De schaduwwerking van deze, soms zeer dichte struiklaag, gaat vaak ten koste van de in deze ecosystemen gewenste lichtminnende vegetatie. Gelaagde gemengde bossen zijn nauwelijks gevoelig voor vestiging en bossen gedomineerd door schaduwboomsoorten helemaal niet. Voor de volksgezondheid veroorzaakt de Amerikaanse vogelkers geen risico, de bessen zijn eetbaar.

Amerikaanse vogelkers domineert de ondergroei in zwaar begraasd grove dennenbos (Foto Jan den Ouden)
Amerikaanse vogelkers domineert de ondergroei in zwaar begraasd grove dennenbos (Foto Jan den Ouden)

Verhoogde beheerkosten open vegetaties en bossen

Het belangrijkste probleem veroorzaakt door Amerikaanse vogelkers zijn de verhoogde beheerkosten. Op heiden moet naast den, berk en eik ook Amerikaanse vogelkers bestreden worden. In open bossen die hun lichte karakter moeten behouden is bestrijden van de Amerikaanse vogelkers noodzakelijk, naast beuk, esdoorn, vuilboom en in toenemende mate ook hulst.

Concurrentie met gewenste boomsoorten bij kaalkap

Daarnaast kan Amerikaanse vogelkers een probleem veroorzaken in de houtteelt. Gezien het pionierkarakter van de soort vestigt deze zich (in aanwezigheid van zaadbomen) massaal op kapvlaktes. Binnen kleinschalig uitkapbeheer van gemengde bossen is de aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers geen probleem. Bij grootschalige verjonging van traag startende lichtboomsoorten zoals grove den en eik verdringt de Amerikaanse vogelkers de gewenste verjonging.

Amerikaanse vogelkers op kapvlakte (Foto Jan den Ouden)
Amerikaanse vogelkers op kapvlakte (Foto Jan den Ouden)

Preventie - Hoe voorkom je verdere verspreiding?

Voorkomen van verdere verspreiding van de Amerikaanse vogelkers is onmogelijk aangezien deze soort niet meer uit het landschap te verwijderen is en de verspreiding door vogels en zoogdieren plaatsvindt. Wel kunnen terreinbeheerders de plaatselijke verspreiding in kwetsbare gebieden (zie Risico’s) beperken. Aangezien de verspreiding zich in het bos meestal beperkt tot 25m en de verspreiding daarbuiten tot 100m kan de vestiging in openlandschap en open bossen worden beperkt. Terreinbeheerders kunnen zaadbomen in open bossen en uit bosranden nabij open vegetatie verwijderen.

144 Amerikaanse vogelkers zaden uit de krop van een houtduif (Foto Erika Vauk)
144 Amerikaanse vogelkers zaden uit de krop van een houtduif (Foto Erika Vauk)

Beheersing en bestrijding – Welke methoden zijn er?

Bestrijden in open vegetaties

De aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers kan conflicteren met de gestelde doelen voor een bepaald terrein of vegetatie. Wanneer bossucessie ongewenst is - heide, stuifzanden, open duinlandschap - zal het beheer zich richten op de bestrijding van Amerikaanse vogelkers, samen met andere boom- en struiksoorten. Kleinere bomen kunnen uitgespit of uitgetrokken worden, eventueel met behulp van een 'TreePopper'. Grotere bomen kunnen worden afgezaagd en daarna machinaal worden uitgetrokken of worden geringd (+ schuren).

Uitgetrokken Amerikaanse vogelkersen aan de rand van heide (Foto Jan den Ouden)
Uitgetrokken Amerikaanse vogelkersen aan de rand van heide (Foto Jan den Ouden)

Meer opties in bossen

In bossen heeft de beheerder meer opties. Het ‘vogelkers-probleem’ doet zich hier vooral voor in open bossen waar veel daglicht op de bosbodem valt. Bestrijden impliceert hier een grote en langdurige investering in tijd en geld voor het oplossen van een probleem dat in de realiteit nooit meer volledig uit de wereld geholpen kan worden. Zeker wanneer in de directe omgeving nog andere populaties Amerikaanse vogelkers aanwezig zijn. Dan kan het helpen om het probleem van de andere kant te benaderen, en de vraag te stellen of de actuele doelen wel passen bij de huidige situatie, en dus wellicht zodanig kunnen worden aangepast dat een beheer gevoerd kan worden waarin Amerikaanse vogelkers geen probleem meer hoeft te zijn.

Ecosysteemaanpak in bossen

In de ecosysteemaanpak wordt naast de bestrijding van Amerikaanse vogelkers ook aandacht geschonken aan manieren waarop met Amerikaanse vogelkers kan worden omgegaan in het bosbeheer. Het gaat om situaties waarin bestrijding niet mogelijk, zinvol, nodig, of haalbaar is. Uitgangspunt hierbij is dat het functioneren van het ecosysteem en het realiseren van de beheerdoelen centraal staan en niet de aanwezigheid van de exoot. Daarom wordt dit de ecosysteemaanpak, of systeemgericht beheer, genoemd.

Beuk, eik en douglas in het kronendak. Linde kan hier verjongen, voor vogelkers is het te donker (Foto Bart Nyssen)
Beuk, eik en douglas in het kronendak. Linde kan hier verjongen, voor vogelkers is het te donker (Foto Bart Nyssen)

De ecosysteemaanpak in een beslisboom

Afhankelijk van de uitgangssituatie, de beheerdoelen en de keuzes van de beheerder heeft de beheerder in de ecosysteemaanpak vier methodes ter beschikking die gecombineerd kunnen worden: bestrijden, uitfaseren, integreren en de veerkracht van het bos versterken. Als hulpmiddel bij het kiezen van een methode is een beslisboom uitgewerkt (zie afbeelding hieronder). Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het verleden meestal de statische term ‘weerbaar’ gebruikt werd (zie bijvoorbeeld Nyssen 2013 en 2019). De dynamische term ‘veerkracht’ geeft ons inziens beter weer wat er gebeurt: het bosecosysteem kan eventuele nieuwe vestigingen van Amerikaanse vogelkers zelf aan.

Klik op de afbeelding om deze te vergroten

Beslisboom Amerikaanse vogelkers
Beslisboom Amerikaanse vogelkers

Beschikbare methodes bij de aanpak van Amerikaanse vogelkers

Methode Effectiviteit Gericht op Technieken
Bestrijden Gericht op verwijderen van invasieve boomsoorten uit de betreffende habitat. Blijvende eliminatie is nagenoeg niet haalbaar door onvoorkoombare nieuwe vestigingen. Bestrijding Uittrekken, Uitputten, Verwijderen van zaailingen, Nazorg, Stobbebehandeling, Afzetten met verhoogde frequentie
Uitfaseren Gericht op verkleinen populatie door voortdurende selectie van andere boom- en struiksoorten in het bosbeheer. Volledige eliminatie is nagenoeg niet haalbaar door onvoorkoombare nieuwe vestigingen. Maar versterken van de bosstructuur verkleint de kans op nieuwe vestigingen. Beheersing Bostracken, Pleksgewijze bosverjonging, Selectie en vrijstellen van toekomstbomen, Knippen en breken
Integreren Gericht op hanteerbaar maken van invasieve boomsoorten in het bosecosysteem. Volledige eliminatie wordt niet nagestreefd. Maar versterken van de bosstructuur maakt het aantal nieuwe vestigingen stuurbaar in het bosbeheer. Beheersing Bostracken, Kleinschalige bosverjonging, Knippen en breken, Selectie en vrijstellen toekomstbomen, Vogelkers selecteren en vrijstellen (bij houtproductie)
Veerkracht bos versterken Gericht op het verkleinen van de populatie en op langer termijn plaatselijk elimineren. Vrijwel volledige plaatselijke eliminatie kan bereikt worden. Nieuwe vestigingen doen zich alleen nog voor na verstoringen (sterfte/storm/kap) maar de invasieve boomsoort wordt niet meer dominant. Beheersing/ bestrijding Aanplant van opvolgersoorten, Aanplant van snelgroeiende pionierboomsoorten, Aanplanten onder Amerikaanse vogelkers

Verspreiding – Hoe verjongt, verspreidt en vestigt Amerikaanse vogelkers zich?

Vroege en massale zaadproductie

De boom produceert al vroeg zaad: in open terrein vanaf 4-10 jaar, in open bossen al vanaf 7 jaar, terwijl het onder een meer gesloten scherm tot 20 jaar duurt voordat zaad wordt gevormd. Stronkopslag kan in open omstandigheden al na 3 jaar weer zaad produceren. De vruchtzetting is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden tijdens de bloeiperiode in mei. Late nachtvorst kan de vruchtzetting negatief beïnvloeden. Volwassen bomen dragen onder beperkte lichtomstandigheden zo’n 1500-6500 rijpe kersen, en in het volle licht zo’n 7800.

Bloeiende Amerikaanse vogelkers onder grove den (Foto Jan den Ouden)
Bloeiende Amerikaanse vogelkers onder grove den (Foto Jan den Ouden)

Efficiënte verspreiding

De zaden van Amerikaanse vogelkers worden uitermate efficiënt verspreid. De kersen vormen een waardevolle voedselbron voor veel vogel- en zoogdiersoorten die de kersen direct van de boom plukken of van onder de boom oppikken. Zo’n 95% van het zaad valt binnen 5-10 m van de zaadboom. Vogel- en zoogdiersoorten vervoeren een klein deel van de zaden inwendig en braken of poepen ze elders uit. De afstand waarover de kersen worden verspreid, is afhankelijk van het dier dat de kersen meeneemt. Zaadverspreiding door vogels in een gesloten bosbestand gaat meestal niet verder dan 25 m. Buiten het bos is dit zo’n 100 m. De maximale verspreidingsafstand door trekvogels wordt op 30 km voor braaksel, en 60 km voor uitwerpselen geschat. Verspreiding over grote afstand vindt voornamelijk plaats door zoogdieren als wild zwijn, ree, vos, das, boommarter, steenmarter, bunzing en egel. Door de efficiënte zaadverspreiding kan de soort zich blijven (her)vestigen in het landschap, zelfs wanneer lokaal geen zaad producerende individuen aanwezig zijn.

Amerikaanse vogelkers opslag uit vossenkots (Foto Jan den Ouden)
Amerikaanse vogelkers opslag uit vossenkots (Foto Jan den Ouden)

Vestiging in open vegetaties

Amerikaanse vogelkers is een uitgesproken pionierboomsoort. Door de efficiënte zaadverspreiding is hij in staat snel en gemakkelijk nieuwe locaties te bereiken, en door de snelle jeugdgroei kan hij makkelijk meegroeien met andere boomsoorten. Vogelkers is daardoor, samen met onder andere berk en grove den, een soort die open terreinen zoals duinen, heide en droge graslanden makkelijk kan koloniseren en de successie richting bos vorm geeft. Ook in lichte bossen kan de soort zich makkelijk vestigen en meegroeien met de overige bomen.

Verjonging van Amerikaanse vogelkers en vuilboom rond eik en den op de heide (Foto Bart Nyssen)
Verjonging van Amerikaanse vogelkers en vuilboom rond eik en den op de heide (Foto Bart Nyssen)

Lichtbehoefte bij vestiging in bos

In volwassen en structuurarme grove den-, lariks- en eikenopstanden is voor Amerikaanse vogelkers meestal voldoende licht (10-25%) in de onderetage aanwezig om als zaailing en struik te overleven, afhankelijk van het gevoerde dunningsbeheer. In dergelijke bossen groeit de vogelkers samen op met andere pioniers zoals zomereik, lijsterbes, berk en vuilboom. Vogelkers kan onder deze relatief schaduwrijke omstandigheden niet snel in de hoogte doorgroeien en in concurrentie met meer schaduwverdragende boomsoorten in groei achterblijven. Vogelkers kan alleen gaan domineren als er voldoende licht is voor een snelle jeugdgroei, of wanneer er alleen vogelkers aanwezig is in de ondergroei.

Zaailing van Amerikaanse vogelkers in grove dennenbos (Foto Jan den Ouden)
Zaailing van Amerikaanse vogelkers in grove dennenbos (Foto Jan den Ouden)
Door een dunning is de lichthoeveelheid onder deze grove dennen flink toegenomen en krijgt Amerikaanse vogelkers de kans om zich te vestigen (Foto Bart Nyssen)
Door een dunning is de lichthoeveelheid onder deze grove dennen flink toegenomen en krijgt Amerikaanse vogelkers de kans om zich te vestigen (Foto Bart Nyssen)

Kortlevende zaadbank

Amerikaanse vogelkers vormt een kortlevende zaadbank. De meerderheid van het zaad kiemt in de eerste twee jaren, maar kan 3 tot 5 jaar kiemkrachtig blijven als het voor die tijd niet wordt opgegeten. Knaagdieren, vooral bosmuizen, eten de zaden leeg waarbij het erop lijkt dat zij meer zaden eten bij een dunne strooisellaag. Op vochtige plaatsen tasten schimmels een aanzienlijk deel van het zaad aan. De kieming van het zaad vindt plaats tussen eind april en half september, maar voornamelijk rond eind mei. Om te kiemen heeft het zaad geen licht nodig. Zaden die 5-10 cm diep begraven liggen, hebben een grotere kans om tot zaailingen uit te groeien. Bodembewerking bevordert dan ook het kiemen van de zaden wanneer daarbij zaden ondiep begraven worden.

Kortlevende zaailingenbank

Amerikaanse vogelkers heeft voor een succesvolle vestiging en overleving relatief veel licht nodig. Minder dan grove den en berk, maar veel meer dan beuk, linde, esdoorn, haagbeuk of hazelaar. Kiemplanten groeien snel, bij 10% van het daglicht zo’n 5-10 cm in de eerste 30 dagen. Bij minder licht groeien kiemplanten maar een paar cm per jaar, totdat ze na een paar jaar door lichtgebrek sterven. Om als jonge boom te overleven, heeft de plant meer dan 10% van het daglicht nodig en om door te groeien naar het kronendak meer dan 25%. Doordat er steeds weer opnieuw zaailingen bijkomen, blijft de zaailingenbank in stand en lijkt het of de zaailingen langer overleven.

Inschatten van licht in het bos is moeilijk voor het menselijk oog dat zich aanpast aan de lichtsterkte. Het overleven van jonge bomen en struiken is daarom een goede indicator voor aanwezig licht. Wanneer jonge exemplaren van Amerikaanse vogelkers, berk en lijsterbes het goed doen, is er meer dan 10% van het daglicht in de onderetage aanwezig. In een gesloten volwassen grove dennenbos is al snel 20% van het daglicht aanwezig.

Langlevende struiklaag

De opbouw van een struiklaag vindt plaats in bossen waarin langdurig tussen 10% en 25% van het daglicht aanwezig is. Dit is een situatie die zich voordoet onder lichtboom-soorten zoals den, lariks en eik. Bij deze lichthoeveelheid kan de zaailing doorgroeien tot een kleine boom die 20 jaar wordt, in uitzonderlijke gevallen zelfs 60 jaar Terwijl zaailingen bij meer dan 25% van het daglicht een halve meter per jaar groeien, zijn 10-jarige struiken onder gesloten scherm soms slechts 40 cm hoog.. In meer structuurrijke bossen en bossen waarin schaduwboomsoorten het kronendak vormen, is te weinig licht in de onderetage aanwezig voor een struiklaag van Amerikaanse vogelkers. Hier stagneert de hoogtegroei na kieming, tot enkele cm per jaar.

Snelle jeugdgroei bij voldoende licht

Na het ontstaan van grotere gaten in de kroonlaag, bijvoorbeeld na kap of windworp van boomgroepen, is voor Amerikaanse vogelkers voldoende (25-100%) licht beschikbaar om snel in de hoogte te kunnen blijven doorgroeien. Onder dergelijke omstandigheden kunnen alle boomsoorten zich verjongen. Door de verschillen in groeisnelheid ontstaat na enkele jaren een differentiatie: lariks en berk groeien het hardst, dan volgt Amerikaanse vogelkers, esdoorn en tamme kastanje, terwijl grove den, eik, beuk en linde achterblijven.

Bij vol licht groeit jonge berk en lariks boven vogelkers uit, terwijl grove den achter blijft (Foto Bart Nyssen)
Bij vol licht groeit jonge berk en lariks boven vogelkers uit, terwijl grove den achter blijft (Foto Bart Nyssen)

Korte levensverwachting

Amerikaanse vogelkers is, evenals veel andere pionierboomsoorten, een kortlevende boomsoort. Na een aanvankelijk snelle hoogte-groei (onder gunstige omstandigheden) vestigt de vogelkers zich in het kronendak en vormt daar een transparante kroon. Amerikaanse vogelkers houdt in de boomfase niet lang stand en begint al op relatief jonge leeftijd af te takelen. Na zo’n 80 jaar legt de boom het op zandgronden af tegen de den en eik; op leem na zo’n 130 jaar. Hierdoor kunnen andere boomsoorten die zijn meegegroeid met de vogelkers, of eronder zijn opgegroeid, de opengevallen ruimte innemen. De dominantie van Amerikaanse vogelkers is daarmee een tijdelijk fenomeen, uiteraard bij aanwezigheid van meer schaduwverdragende opvolgersoorten. Bij een geleidelijke bosontwikkeling zal Amerikaanse vogelkers dus in dominantie afnemen. Continue bestrijding (zonder verdere maatregelen) houdt de dominantie juist vaak in stand doordat de uitlopende stobben en de nieuwe zaailingen steeds weer een zeer donker scherm vormen dat verjonging van andere boomsoorten hindert.

Aftakelende Amerikaanse vogelkers op zand tussen vitale even oude grove dennen (Foto Bart Nyssen)
Aftakelende Amerikaanse vogelkers op zand tussen vitale even oude grove dennen (Foto Bart Nyssen)

Ecologische effecten – Welke invloed heeft Amerikaanse vogelkers op ecosystemen?

Dichtgroeien van open vegetaties

In open vegetaties is de aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers meestal ongewenst omdat deze de bosontwikkeling versnelt. Dit is vergelijkbaar met de effecten van opslag van andere boomsoorten zoals grove den, berk, eik, krent en vuilboom. Amerikaanse vogelkers vestigt zich slechts moeizaam in goed ontwikkelde heidevegetatie. De grootste problemen ontstaan wanneer ontbost wordt ten behoeve van heide of stuifzandontwikkeling.

Massale opslag Prunus na bosverwijdering voor stuifzand (Foto Jan den Ouden)
Massale opslag Prunus na bosverwijdering voor stuifzand (Foto Jan den Ouden)

Effect op bodemontwikkeling in bos

Bosbodems onder Amerikaanse vogelkers zijn over het algemeen rijker dan onder grove den, eik of beuk. De oorzaak hiervoor ligt in het basenrijkere strooisel van Amerikaanse vogelkers, net als dat van linde, esdoorn, hazelaar, vuilboom en lijsterbes. In vergelijking met soorten met relatief arm strooisel heeft de bodem onder Amerikaanse vogelkers een hogere pH (minder zuur), een hogere CEC (meer voedingsstoffen zoals calcium en magnesium beschikbaar) en een hogere basenverzadiging (meer calcium en magnesium aanwezig ten opzichte van aluminium en waterstof). Kortom: de beschikbaarheid van belangrijke plantenvoedingsstoffen wordt door Amerikaanse vogelkers gestimuleerd.

Strooisel onder zomereik (links), ruwe berk (midden) en vogelkers (rechts), op zandgrond (Foto Bart Nyssen)
Strooisel onder zomereik (links), ruwe berk (midden) en vogelkers (rechts), op zandgrond (Foto Bart Nyssen)

Effect op verjonging andere boomsoorten

De effecten van Amerikaanse vogelkers op de vestiging van andere boomsoorten is afhankelijk van de bosontwikkelingsfase. Na sluiting van het kronendak is het onder Amerikaanse vogelkers in de dichte fase te donker voor de vestiging van nieuwe individuen. Dit geldt voor vrijwel alle boomsoorten. Vanaf de vroege stakenfase kunnen zeer sterk schaduwverdragende soorten als beuk, linde en taxus zich vestigen. Wanneer de stakenfase verder vordert, wordt het kronendak van Amerikaanse vogelkers steeds ijler, en kunnen ook minder schaduwverdragende soorten als esdoorn, hazelaar en tamme kastanje zich vestigen. In de boomfase kunnen ook wintereik, lijsterbes en douglas zich onder Amerikaanse vogelkers vestigen, voordat er voldoende licht aanwezig is voor verjonging van de vogelkers zelf. Van een blokkade in de verjonging van inheemse boomsoorten door Amerikaanse vogelkers is dus eigenlijk alleen sprake tijdens een relatief korte periode van de dichte fase.

Het rijke strooisel van de Amerikaanse vogelkers zorgt ook voor een dunnere strooisellaag. Hierdoor verjongen schaduwverdragende soorten zich makkelijker onder Amerikaanse vogelkers. Een dikke strooisellaag is voor veel boomsoorten een belangrijke hindernis bij het kiemen. De kiemwortel is dan niet in staat voldoende diep in de minerale bodem te wortelen, waardoor de zaailing bij droogte uitdroogt.

Concurrentie met pionierboomsoorten

Amerikaanse vogelkers groeit bij voldoende licht in de dichte fase minder snel dan berk, lariks en den. Vogelkers die opgroeit tussen deze soorten zal dit echter overleven. De kronen laten zoveel licht door dat de zijtakken van de Amerikaanse vogelkers hieronder in leven blijven. Tot in de stakenfase blijven berk, lariks en grove den in vol daglicht sneller groeien dan Amerikaanse vogelkers. Amerikaanse vogelkers reageert op deze lichtconcurrentie met het maken van een brede kroon, waardoor Amerikaanse vogelkers geen rechte stam vormt maar de kenmerkende struikachtige vorm krijgt. Lijsterbes blijft in deze menging achter in hoogtegroei maar houdt stand door zijn hogere schaduwtolerantie.

Pionier boomsoorten Amerikaanse vogelkers en berk samen opgegroeid. Amerikaanse vogelkers vrijgesteld voor kwaliteitshoutproductie (Foto Bart Nyssen)
Pionier boomsoorten Amerikaanse vogelkers en berk samen opgegroeid. Amerikaanse vogelkers vrijgesteld voor kwaliteitshoutproductie (Foto Bart Nyssen)

Concurrentie met opvolgersoorten

Door de snelle jeugdgroei heeft de Amerikaanse vogelkers bij voldoende licht een concurrentievoordeel boven de meeste schaduw-tolerante soorten. Deze opvolgersoorten verschillen sterk in jeugdgroei. De esdoorn houdt bij vol licht op zandbodems tot 5 à 6 m hoogte de Amerikaanse vogelkers bij, net als de halfschaduw-soort douglas. Beuk en linde zijn langzamer. Wanneer ze samen met Amerikaanse vogelkers opgroeien, blijven ze weliswaar achter in hoogtegroei maar houden vaak stand en vormen een tweede etage in de verjongingseenheid. In menging met schaduwboomsoorten overleeft de Amerikaanse vogelkers de concurrentie alleen in voldoende lichte situaties waar hij zijn snelle jeugdgroei kan uitspelen. In verjongingseenheden met een hoge lichtbeschikbaarheid ontstaat zo een gelaagd kronendak gedomineerd door Amerikaanse vogelkers en andere snelgroeiende pioniers, met daaronder meer schaduwverdragende soorten als esdoorn, beuk en linde.

Beuken vestigen zich spontaan onder Amerikaanse vogelkers in de stakenfase, als de zaadbomen aanwezig zijn (Foto Bart Nyssen)
Beuken vestigen zich spontaan onder Amerikaanse vogelkers in de stakenfase, als de zaadbomen aanwezig zijn (Foto Bart Nyssen)

In een verjongingseenheid onder schaduwdruk groeit Amerikaanse vogelkers langzamer dan de opvolgersoorten. Ook bij het wegvallen van een kroon uit het kronendak heeft Amerikaanse vogelkers in gemengd bos weinig kans omdat zaailingen van de opvolgersoorten zich daarvoor reeds onder het gesloten kronendak gevestigd hebben. Oogst van individuele bomen leidt bij aanwezigheid van opvolgersoorten dan ook zelden tot Amerikaanse vogelkers in het kronendak.

Inheemse verjonging onder volwassen Amerikaanse vogelkers; voornamelijk, esdoorn, lijsterbes, hazelaar en es. Amerikaanse vogelkers zelf ontbreekt vrijwel volledig (Foto Bart Nyssen)
Inheemse verjonging onder volwassen Amerikaanse vogelkers; voornamelijk, esdoorn, lijsterbes, hazelaar en es. Amerikaanse vogelkers zelf ontbreekt vrijwel volledig (Foto Bart Nyssen)

Biodiversiteit – Welke invloed heeft Amerikaanse vogelkers op de biodiversiteit?

Open vegetaties en lichte bossen worden donkerder

Een veelgenoemd bezwaar tegen Amerikaanse vogelkers is het negatieve effect van de boom op de biodiversiteit van open vegetaties en lichte bossen. Hier gaat de vestiging van vogelkers gepaard met verdonkering van de habitat en het verlies aan soorten, zoals struikheide, die aan open situaties zijn gebonden. Dit is vergelijkbaar met de effecten van opslag van andere boomsoorten zoals grove den, berk, krent en vuilboom. Buiten het bosecosysteem is de aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers ongewenst omdat deze de biodiversiteit, verbonden aan het open landschap, verdrukt.

Effect op kruidlaag in bossen

Het grootste effect op de soortensamenstelling van de kruidlaag ontstaat in zeer dichte struiklagen (dichte fase) van Amerikaanse vogelkers. De diepe schaduw beperkt het voorkomen van hogere planten, zoals dat ook het geval is in dichte struiklagen van andere boomsoorten. Het belangrijkste effect op de diversiteit lijkt te bestaan uit het feit dat Amerikaanse vogelkers in staat is om een zeer dichte struiklaag te vormen (>75% bedekking). Dergelijke dichte struiklagen zijn overigens vaak het gevolg van eerdere aanplanten die later zijn afgezet en weer uitgelopen zijn onder het relatief lichte scherm na dunningen. Er kan zich door de aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers een verschuiving voordoen van soorten die typisch zijn voor lichte bossen met zure en arme bodems zoals pijpenstrootje en struikhei, naar schaduwtolerante bosplanten die geassocieerd worden met minder zure en rijkere bodems. Denk aan klaverzuring, bosanemoon, gewone salomonszegel en dalkruid.

Dalkruid en salomonszegel onder Amerikaanse vogelkers op zand (Foto Johannes Tonckens)
Dalkruid en salomonszegel onder Amerikaanse vogelkers op zand (Foto Johannes Tonckens)

Effect op fauna in bossen

Als nieuwkomer binnen de Europese flora heeft Amerikaanse vogelkers nog geen uitgebreide soortgebonden fauna, zoals sommige inheemse soorten als eik en wilg dat wel hebben. Dat wil echter niet zeggen dat Amerikaanse vogelkers geen rol speelt voor onze inheemse fauna. Naast de al eerder genoemde soorten die de kersen als voedselbron gebruiken, is er ook een zeer grote groep insecten die van Amerikaanse vogelkers profiteert. Insecten gebruiken vooral de bloemen als bron van nectar. Naarmate een soort langer onderdeel is van de lokale flora zullen ook soorten zich gaan specialiseren op de nieuwkomer. Het is dus een kwestie van tijd voordat er ook soorten gebonden raken aan Amerikaanse vogelkers. Recent onderzoek heeft aangetoond dat het aantal insectensoorten dat op Amerikaanse vogelkers voorkomt gestaag toeneemt en dat er, in ieder geval in de duinen, al meer soorten op Amerikaanse vogelkers voorkomen dan op de Europese vogelkers.

Smalbok op Amerikaanse vogelkers (Foto Jan den Ouden)
Smalbok op Amerikaanse vogelkers (Foto Jan den Ouden)
Vraat door insecten aan Amerikaanse vogelkers is toegenomen (boven) en zit nu op hetzelfde niveau als Europese vogelkers (onder) (Bron Schilthuizen 2016)
Vraat door insecten aan Amerikaanse vogelkers is toegenomen (boven) en zit nu op hetzelfde niveau als Europese vogelkers (onder) (Bron Schilthuizen 2016)
Aantal soorten dat eet van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en Europese vogelkers (Prunus padus) (Bron Schilthuizen 2016)
Aantal soorten dat eet van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en Europese vogelkers (Prunus padus) (Bron Schilthuizen 2016)

Voorbeeldprojecten

In het kader van het project LIFE Resilias worden voorbeeldgebieden uitgewerkt. Deze zijn binnenkort op onderstaande website te vinden.

Wet & Regelgeving - Welke regels zijn van toepassing?

Er is geen soortspecifieke wet- en regelgeving van toepassing. Wel is de regelgeving rond het gebruik van Chemische bestrijdingsmiddelen (voornamelijk glyfosaat) relevant. Meer informatie vind je op de pagina Wet- en Regelgeving.

De grote terrein beherende organisaties (SBB, NM, de Landschappen en het Rijksvastgoedbedrijf) en de Bosgroepen hebben besloten in bos- en natuurgebieden geen glyfosaat meer te gebruiken bij het bestrijden van Amerikaanse vogelkers. Uitzondering daarop zijn munitieverdachte terreinen waar het mechanisch verwijderen te gevaarlijk is.

Waar vind ik meer informatie?

Leadfoto: Jan den Ouden.

Geüpdatet 8 april 2024
Gepubliceerd 8 april 2021